Vrijval voorziening voor borgstelling kwijtscheldingswinst

Casus

X bezat middellijk 40% van de aandelen BV B. In augustus 2007 sloot BV B een krediet af bij de bank waarbij X zich borg stelde voor € 150.000. In mei 2010 ging BV B failliet. In juni 2011 werd X aangesproken door de bank. X kon het bedrag van € 150.000 niet betalen en bood daarom aan € 30.000 te betalen tegen finale kwijting. De bank ging akkoord, waarna X betaalde op 3 augustus 2011.

Meningsverschil

De inspecteur accepteerde bij de aanslagregeling Inkomstenbelasting 2010 een voorziening van € 150.000 en nam voor 2011 een TBS-resultaat van € 120.000 in aanmerking. X ging in beroep tegen de aanslag Inkomstenbelasting 2011.
Rechtbank Den Haag was het met de inspecteur eens dat de kwijtscheldingswinstvrijstelling niet van toepassing was, maar Hof Den Haag dacht daar anders over. Op het beroep in cassatie van de staatssecretaris heeft A-G Niessen een conclusie uitgebracht. De A-G leidde uit een arrest van de Hoge Raad van 9 maart 2012 af dat de met de regresvordering rechtstreeks samenhangende betalingsverplichting van de borgsteller aan de crediteur behoorde tot het werkzaamheidsvermogen vanaf het moment waarop de borgstelling tot stand kwam. In het jaar voorafgaand aan de betaling, kon dan uit hoofde van de borgtocht een passiefpost worden gevormd voor de toekomstige uitgave. Wanneer werd afgesproken dat de verplichting werd teruggebracht en daarna het restant werd betaald, werd de eerder gevormde voorziening afgewikkeld. Voor een deel werd zij afgeboekt in verband met de betaling (€ 30.000) en voor het restant werd zij ten gunste van de winst verminderd (€ 120.000). Per saldo leidde X volgens de A-G dus een verlies van € 30.000, nadat aanvankelijk ervan was uitgegaan dat het verlies € 150.000 zou bedragen.

Advies advocaat-generaal

Het verschil van € 120.000 was volgens de A-G kwijtscheldingswinst. De afboeking van het restant van de voorziening vloeide namelijk voort uit het feit dat de bank voor het overige zijn vordering op X had prijsgegeven. Ondanks het accessoire karakter van de borgtocht, bestond volgens de A-G immers tussen de schuldeiser en de borg een zelfstandige verbintenis die door de crediteur geheel of gedeeltelijk kon worden prijsgegeven. De A-G adviseerde de Hoge Raad het beroep in cassatie van de staatssecretaris ongegrond te verklaren.

(via Fiscaal up to Date)

Anticipeer op de nieuwe box-3 heffing

Hoe werkt de nieuwe box-3 heffing?

De bestaande box-3 heffing gaat ervan uit dat u 4% (fictief) rendement per jaar maakt, waarover u 30 procent belasting betaalt. Dat betekent dat de belastingdienst 1,2% van uw rendement neemt. Bij een rendement op uw spaarrekening van zeg 0,5% per jaar, betekent het dus dat u, na aftrek van de belasting, 0,7% per jaar negatief spaart. De belastingdruk op uw rendement is, in dit voorbeeld, maar liefst 240%. En dan hebben we de inflatie, die het vermogen ook uitholt, nog achterwege gelaten.

In het nieuwe systeem (met ingang van 2017) wordt het, met name voor de vermogens boven de 100.000 euro, nog slechter. Het belastingpercentage blijft 30% maar het bestaande (fictieve) rendement van 4% wordt ingeruild voor een rijtje dat varieert van 2,91% tot 5,5%. Daardoor wordt het deel uit het werkelijke rendement dat de belastingdienst zich toedeelt, ook anders. Die gaat variëren van 0,9% bij de eerste schijf tot 1,65% bij de derde schijf. Met de huidige lage rente is het dus nu al duidelijk dat de belastingdienst met de nieuwe rekenmethode opnieuw meer dan 100% belasting gaat heffen op het rendement.

Schijf Grondslag box 3 Percentage 1,63% Percentage 5,5% Gecombineerd percentage
1 Tot en met 75.000 euro 67% 33% 2,91%
2 Van 75.000 euro tot en met 975.000 euro 21% 79% 4,69%
3 Vanaf 975.001 euro 0% 100% 5,5%

Grondslag is totaal vermogen minus heffingvrij vermogen van 25.000 euro per persoon.

Een aantal tips om te anticiperen op de nieuwe box-3 heffing
Verminder uw box-3 vermogen voor 1 januari 2017

Een simpele boodschap: als je in de verkeerde box (3) zit, zorg dan dat het geld er voor 1 januari aanstaande niet meer staat. Door een eigen BV of een fonds voor gemene rekening op te richten en uw geld daar in te stoppen, kunt u wegblijven uit box 3. Bij zo’n alternatief is de belasting 40% van het werkelijke rendement. Bij een spaarrente van 0,5% is de belastingdruk 0,2%. Dat klinkt vriendelijker dan 1,65% van een (te hoog) fictief rendement. Het nadeel van dit alternatief is wel dat er meer kosten (administratie, belastingaangifte) aan zijn verbonden. Veel kunt u vast zelf doen waardoor die kosten beperkt kunnen blijven.

Los dit jaar (een deel van) de lening voor uw eigen woning af met spaargeld

Aflossen van (een deel van) uw lening voor uw eigen woning met uw eigen spaargeld kan voordelig zijn. U bespaart dubbel: minder belastingdruk op uw box-3 vermogen en ook nog eens lagere woonlasten. Als u voor uw lening 4% rente moet betalen terwijl uw spaargeld maar met 0,4% rendeert, dan kan extra aflossen heel profijtelijk zijn. Pas wel op voor boeterente als u extra aflost. Informeer daarom eerst bij uw hypotheekverstrekker. Ook als u een spaarhypotheek hebt, moet u hier extra aandachtig aan schenken.

Sluit leningen voor uw eigen woning (over) binnen de familiekring

In de familiekring kan (vaak) een kind geld nodig hebben voor een huis en een ander (meestal een ouder of oom/tante) kan vermogen hebben dat op de bank nauwelijks rendeert met de huidige lage rente. Geld uitlenen binnen de familie kan dan een win-win situatie zijn. Een (hypothecaire) lening geven tegen bijvoorbeeld 3% levert de ouder wat meer op dan de spaarrekening en voor het kind is het om het even of er 3% betaalt wordt aan een bank of aan een familielid. Is er nog ruimte om te schenken en wil de ouder een deel van het voordeel aan het kind geven, bestaat daar ook een mogelijkheid voor.

Betaal uw voorlopige belastingaanslagen voor 1 januari 2017

Aanwezige belastingschulden op de peildatum zijn niet aftrekbaar. Een lager banksaldo heeft wel invloed op de peildatum. Nog niet betaalde belastingaanslagen kunt u dan ook beter voor 1 januari betalen dan na 1 januari. Denkt u, of weet u, dat u voor het jaar 2016 moet gaan bijbetalen, vraag dan alvast een hogere voorlopige aanslag aan en betaal die voor de peildatum.

Maak individueel bezwaar tegen de belastingaanslag over 2017

De kans is groot dat de rechter de nieuwe box-3 heffing niet goedkeurt. Er is (opnieuw) een stapeling van allerlei ficties en forfaits, er zijn allerlei discutabele uitgangspunten gehanteerd, er is nog steeds geen tegenbewijsregeling en de relatie met de werkelijkheid is ver te zoeken. Kortom, er is een (grote) kans dat de rechter deze heffing gaat afkeuren.

De verwachting is dat er inzake de nieuwe box-3 heffing, best weer een massaal bezwaar procedure gaat komen. U heeft de beste kaarten wanneer u juist niet meedoet aan een massaal bezwaar procedure en in plaats daarvan individueel bezwaar maakt. Als u individueel bezwaar maakt, mag u namelijk een extra argument in uw bezwaarschrift opvoeren. Het gaat dan om de zogenoemde individuele buitensporige last. U mag duidelijk maken dat juist u als individu hard wordt getroffen door de nieuwe belastingmaatregel. Bij massaal bezwaar is de procedure meer gericht op het nieuwe stelsel zonder dat naar de individuele uitkomst wordt gekeken.
Waarschijnlijk is dit nog niet het laatste dat er voor 1 januari 2017 gezegd en geschreven wordt over de nieuwe box-3 heffing.

Duidelijkheid pensioen in eigen beheer

Eindelijk is er door de staatssecretaris duidelijkheid gegeven wat er gaat gebeuren met het pensioen in eigen beheer dat DGA’s hebben opgebouwd bij hun BV. Vanaf 2017 wordt het pensioen in eigen beheer uitgefaseerd. Op Prinsjesdag dient hij hiervoor een wetsvoorstel in. Hierin komt een driejarige ‘fiscaalvriendelijke’ afkoopvariant. In 2017, 2018 en 2019 geldt een korting voor de loonheffing. Hoe eerder een DGA het opgebouwde pensioen afkoopt, hoe meer korting hij krijgt. Ook kan de DGA kiezen voor een spaarvariant bij uitfasering.

Problematiek bij pensioen in eigen beheer

Het pensioen in eigen beheer op de balans van de BV kent een aantal problemen. Het grote verschil tussen de commerciële en de fiscale waarde van de pensioenrechten in eigen beheer speelt de hoofdrol. Dit is vaak een bottleneck voor het (wel of) niet kunnen doen van een dividenduitkering. Een manier om dit op te lossen is het uitfaseren van pensioen in eigen beheer.

Uitfaseren met afkoop

Voor nieuwe jaren is het niet meer mogelijk om pensioen in eigen beheer in de BV op te bouwen. De reeds opgebouwde pensioenrechten mogen zonder afrekenen worden afgestempeld naar de (vaak veel) lagere fiscale (balans)waarde. Daarna mag de pensioenverplichting in 2017, 2018 of 2019 (volledig) worden afgekocht tegen de fiscale waarde op 31 december 2015. De staatssecretaris kiest voor een driejarige afkoopmogelijkheid in plaats van één jaar. De korting is in 2017 het hoogst om een snelle afkoop te stimuleren.

Jaar Korting loonheffing Deel afkoop belast
2017 34,5% 65,5%
2018 25% 75%
2019 19,5% 80,5%

Om anticiperen op het wetsvoorstel te voorkomen, is de fiscale verplichting per 31 december 2015 beslissend. Het alsnog toezeggen van een pensioen in 2016 of maatregelen nemen om de verplichting te verhogen, hebben dus geen zin meer. De beruchte fiscale straf bij afkoop, de revisierente van 20%, geldt niet bij de afkoopregeling. Duidelijk is dat BV’s die kunnen afkopen, dat het beste in 2017 kunnen doen.

Afkopen kost liquiditeit

De afkoopregeling is niet voor iedere BV weggelegd. Bij een hoge pensioenverplichting zal er veel loonheffing moeten worden betaald. Dit komt ineens ten laste van de liquiditeit van de BV. Voor de DGA en de BV die niet wil of kan afkopen, komt er een alternatief: de spaarvariant bij uitfasering.

Het alternatief: spaarvariant bij uitfasering

Bij de spaarvariant mogen eerst de (commerciële) pensioenrechten worden afgestempeld naar de fiscale balanswaarde. Deze fiscale balanswaarde wordt zonder loonheffing en vennootschapsbelasting omgezet in een oudedagsspaarverplichting. Na de omzetting mag er geen opbouw meer plaatsvinden. Voordeel van de omzetting in de spaarvariant is dat het verschil tussen commerciële en fiscale waarde verdwijnt. De ruimte voor dividenduitkeringen wordt hierdoor wel makkelijker te bepalen.

Belastingheffing bij spaarvariant

De oudedagsspaarverplichting wordt pas belast bij uitkering. Als u als DGA de pensioenleeftijd bereikt, krijgt u het gespaarde bedrag in 20 jaar in gelijkmatige bedragen uitbetaald. De uitkeringen worden dan progressief belast in box 1.

Waar rekening mee houden?

Het is vrijwel zeker dat u als DGA vanaf 2017 geen nieuw pensioen meer in de BV mag opbouwen. Wat u in de al hebt opgebouwd, mag u drie manieren afwikkelen:

  • Uw pensioenrechten in eigen beheer ongewijzigd laten staan en afwikkelen zoals u met de BV hebt afgesproken.
  • Afkoop voor de fiscale balanswaarde in de jaren 2017, 2018 of 2019. Hierbij wordt in 2017 direct 65,5% van de waarde belast met loon- en inkomstenbelasting. Zoals hierboven is opgemerkt is de heffing in de jaren daarna hoger.
  • Omzetten van de fiscale balanswaarde in een oudedagsspaarverplichting die in de toekomst aan u uitkeert.

Dit zijn voor u als DGA belangrijke aandachtspunten:

  • Bij afkoop en omzetting in de spaarvariant geldt dat ook uw partner hiermee moet instemmen. Mogelijk is hiervoor compensatie nodig. Afkoop of omzetting zijn hiermee in zeker zin geen vrije keuze.
  • Voor een pensioenafkoop moet uw BV voldoende geldmiddelen hebben. Het is verstandig om dit voornemen op te nemen in uw liquiditeitsoverzicht, investeringsvoornemen en voorlopige aanslagen van 2016 en 2017. Bij afkoop in 2017 krijgt u immers de hoogste korting.
  • Afkopen (eenmaal groot bedrag loonheffing) is lang niet altijd fiscaal voordeliger dan het in 20 termijnen afwikkelen van de oudedagsspaarverplichting (spreiding van de loonheffing). Een zorgvuldige fiscale keuze is dus geboden. Een financiële planning geeft inzicht voor een weloverwogen keuze.
Tenslotte

Het is nu zo goed als zeker dat er vanaf 2017 een einde komt aan het pensioen in eigen beheer. Iedere DGA met pensioen in eigen beheer moet een weloverwogen keuze maken. Wordt het afkoop, omzetting in de spaarvariant of reguliere afwikkeling? Neem gerust contact met ons op voor een persoonlijk advies.

Lager gebruikelijk loon voor startende DGA’s

De staatssecretaris heeft bekend gemaakt dat de gebruikelijkloonregeling voor start-ups wordt versoepeld. Een ‘gewone’ DGA wordt op grond van artikel 12a Wet op de loonbelasting (in 2016) geacht een salaris van minimaal € 44.000,- te genieten. Voor start-ups heeft de staatssecretaris aangekondigd dit per 1 januari 2017 te willen wijzigen.
Het voorstel is dat DGA’s van een start-up zich de eerste drie jaar een salaris uitkeren dat minimaal het geldende minimumloon bedraagt.
Uiteraard is het ook nu al mogelijk om in overleg te gaan met de Belastingdienst over een lager gebruikelijk loon. Het moet dan wel aannemelijk worden gemaakt dat bij een vergelijkbare dienstbetrekking, een lager loon gebruikelijk is. Met ingang van 1 januari 2017 wordt dit, volgens het voorstel, wettelijk vastgelegd.
In lopende onderhandelingen over een lager gebruikelijk loon in 2016, kan dit voorstel natuurlijk al wel worden aangehaald als argument.

Show Buttons
Hide Buttons